Dutch User's Manual

Gebruikershandleiding
Extech CG204
Laagdiktemeter
Inleiding
Gefeliciteerd met uw aankoop van de Extech CG204 Laagdiktemeter. De CG204 is een draagbare
meter ontworpen voor diktemetingen van niet-invasieve lagen. De meter gebruikt twee
meetmethodes: magnetische inductie (voor ijzerhoudende substraten) en wervelstroom (voor nietijzerhoudende substraten).
Het correct gebruik en onderhoud van deze meter zal jarenlang een betrouwbare service leveren.
Beschrijving
Meterbeschrijving
1. USB aansluiting voor PC interface
2. Meetsonde
3. LCD display met achtergrondverlichting
4. SET /OK /YES /MENU /SELECT knop
5. UP /LEFT ARROW knop
6. Stroom AAN/UIT knop
7. CANCEL /ESC /NO /BACK knop (menumodus) en
achtergrondverlichting AAN/UIT (normale modus)
8. DOWN ARROW /RIGHT knop
9. ZERO kalibratieknop
Opmerking: Batterijvak achteraan de meter
Beschrijving displaypictogrammen
NFe
Niet-ijzerhoudende metalen
Fe
Ijzerhoudende metalen
AUTO
Automatische substraatherkenning
F of N
Kalibratiepictogrammen
DIR
DIRECT modus
GRO1…4
GROUP modus
m
Micrometer meeteenheid
[AUT
O]
=
mils = millimeter * 2,54/100
mm
Millimeter meeteenheid
AVG
Gemiddelde meting
Minimum meting
MAX
Maximum meting
SDEV
Standaardafwijking meting
NO
Aantal gegevenspunten
H
L
cal n o(1 or 2) zero n o(yes)
mils
MIN
[NO ALRRM]
1
=
Lege Batterij
USB-aansluiting
Opmerking: Het meeteenheidpictogram knippert wanneer de CONTINUE werkingsmodus actief
is. Het meeteenheidpictogram is stabiel wanneer de ENKELE werkingsmodus actief is.
2
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
Snelle startinstructies
De meter inschakelen
Druk op de
stroomknop om de meter aan te zetten. Het display wordt ingeschakeld. Vervang de
batterijen als het display niet wordt ingeschakeld.
Metingen
Gebruik de meegeleverde filmreferenties en de nulreferentie metalen substraten om de meter te
leren gebruiken alvorens deze op een professionele manier aan te wenden. Het rond metalen
substraat is het ijzerhoudend (magnetisch) substraat en het driehoekig metalen substraat is het
niet-ijzerhoudend (niet-magnetisch) substraat. De meter neemt automatisch ijzerhoudende of nietijzerhoudende substraten waar.
1. Plaats een referentiefilm (bijvoorbeeld 250m) op het rond, ijzerhoudend substraat.
2. Plaats de verende metersensor tegen de referentiefilm.
3. In de enkele modus hoort u een geluidstoon om aan te geven dat de meting uitgevoerd is.
4. In de continue modus zal de meter continu meten en het display bijwerken.
5. De LCD toont de meting (250m) in het midden van het display.
6. Een typisch display geeft het volgende weer:

NO = 1 (meting nummer één) in de
linkerbenedenhoek van de LCD

AVG = 250m (lopende gemiddelde) in de
rechterbenedenhoek

DIR = DIR werkingsmodus in de linkerbovenhoek

Fe = Ijzerhoudend substraat in de
rechterbovenhoek van de LCD
DIR
NO=1
250
Fe
um
AVG=250
Oefen met de resterende films en de substraten alvorens de meter voor professionele doeleinden te
gebruiken.
Automatische uitschakeling
Om de levensduur van de batterij te verlengen wordt de meter automatisch na circa 3 minuten
uitgeschakeld. Om deze functie uit te schakelen, gebruik het programmamenu zoals in het volgend
hoofdstuk beschreven (menuparameter AUTO POWER OFF onder OPTIONS).
LCD achtergrondverlichtingsknop
De LCD is uitgerust met achtergrondverlichting voor een helderder zicht, vooral in halfduistere
ruimten. Druk op de achtergrondverlichtingsknop om de achtergrondverlichting in te schakelen.
Druk nogmaals op deze knop om de achtergrondverlichting uit te schakelen. Om de LCD
achtergrondverlichting in of uit te schakelen, gebruik de BACKLIGHT parameter onder OPTIONS in
het programmamenu.
De fabrieksinstellingen terugzetten
Om de meter naar zijn originele fabrieksinstellingen terug te zetten:
1. Zet de meter UIT.
2. Druk op de ZERO knop en houd deze ingedrukt terwijl u de meter aanzet.
3. Bij het inschakelen van de meter geeft het display de keuze uit YES (JA) of NO (NEE) weer.
4. Druk op de SET knop voor YES of de CANCEL knop voor NO.
5. Let op, alle gegevens, statistieken, kalibratiewaarden en alarmgrenzen worden in alle
geheugenlokaties gewist.
3
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
Programmamenu
De meter kan met behulp van eenvoudige drukken op de knoppen in het programmamenu
geconfigureerd en gekalibreerd worden. Druk op de MENU knop om het menu te openen en bekijk
de menu ‘boom’ hieronder. Het menu gebruikt UP/DOWN, SELECT, BACK, & ESC knoppen voor
navigatie en selectie. De standaard fabrieksinstellingen worden vetgedrukt en met een asterisk
aangeduid. Elke parameter wordt in detail in een van de volgende hoofdstukken besproken.
Hoofdniveau
Subniveau 1
STATISTICAL
VIEW
AVG*
MIN
MAX
NO
SDEV
OPTIONS
Measure mode
Working mode
Probe used
Unit settings
Backlight
LCD Statistics
Subniveau 2
Gemiddelde van een reeks metingen
Laagste van een reeks metingen
Hoogste van een reeks metingen
Aantal bemonsterde metingen
Standaardafwijking van een reeks
Eén meting per keer
Continue metingen
Metingen worden niet in groepen
opgeslagen
Metingen in groepen opslaan
Meter selecteert de modus automatisch
Ijzerhoudende meetmodus
Niet-ijzerhoudende meetmodus
Micrometer
Mils = mm * 2,54 / 100
Millimeter
Achtergrondverlichting wordt ingeschakeld
Achtergrondverlichting wordt
uitgeschakeld
Gemiddelde van een reeks metingen
Laagste van een reeks metingen
Hoogste van een reeks metingen
Single*
Continuous
Direct*
Group 1…4
Auto*
Fe
No Fe
m*
mils
mm
ON*
OFF
AVG*
MAX
MIN
SDEV
Standaardafwijking van een reeks
Activering van de automatische
uitschakeling
Deactivering van de automatische
uitschakeling
Hoog alarm waarschuwt gebruiker
wanneer bereikt
Laag alarm waarschuwt gebruiker
wanneer bereikt
De alarmgrenswaarden wissen
De huidige gegevens verwijderen
Alle opgeslagen gegevens verwijderen
Alle opgeslagen gegevens plus de alarmen kalibratiegegevens verwijderen
Opgeslagen gegevens in alle groepen
bekijken
De kalibratiemodus openen
De kalibratiemodus sluiten
De nulkalibratiegegevens (nietijzerhoudend) wissen
De nulkalibratiegegevens (ijzerhoudend)
wissen
Enable*
Auto Power OFF
Disable
LIMIT
High Limit
Limit settings
Low Limit
DELETE
Delete Limits
Current Data
All Data
Group Data
MEASUREME
NT VIEW
CALIBRATION
Opmerkingen
Enable
Disable
Delete Zero N
Delete Zero F
OPMERKING: Deactiveer de automatische uitschakeling alvorens langdurige programmawijzigingen
uit te voeren om een ongelegen automatische uitschakeling tijdens het programmeren te voorkomen.
4
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
STATISTICAL VIEWS (STATISTICHE WEERGAVEN) menu
1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen.
2. Druk op SELECT om STATISTICAL VIEW te kiezen
3. Gebruik de UP and DOWN knoppen om de AVERAGE, MINIMUM, MAXIMUM, NUMBER OF
DATA en SDEV (standaardafwijking) waarden voor de opgeslagen metingen te doorlopen.
4. ‘NO DATA’ wordt weergegeven als er geen te analyseren metingen op de meter beschikbaar
zijn. De opgeslagen metingen worden gewist wanneer de meter wordt uitgeschakeld, tenzij de
GROUP functie wordt gebruikt (zie uitleg over de GROUP functie die verder in dit hoofdstuk
wordt beschreven).
5. Druk op de BACK en vervolgens op de ESC toets om naar de normale werkingsmodus terug te
keren.
OPTIONS (OPTIES) menu
1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen.
2. Gebruik de DOWN ARROW knop om naar OPTIONS te gaan.
3. Druk op SELECT om OPTIONS te kiezen.
4. Gebruik de UP en DOWN knoppen om de MEASURE MODE, WORKING MODE, PROBE
USED, UNIT SETTINGS, BACKLIGHT, LCD STATISTICS en AUTO POWER OFF parameters
te doorlopen. Gebruik de SELECT toets om de gewenste parameter te selecteren. Details over
elke parameter volgen hieronder:
a.
Meetmodi
Selecteer CONTINUOUS of SINGLE onder MEASURE MODES in het OPTIONS menu met
behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets.
In de CONTINUOUS meetmodus geeft de meter een lopend gemiddelde van de metingen
tijdens het meten weer. Let op, de pieptoon is niet actief in deze modus.
In de SINGLE meetmodus worden de metingen één voor één genomen. De metingen in de
SINGLE modus worden vergezeld van een geluidstoon.
b.
Werkingsmodi
Selecteer DIRECT of GROUP 1, 2, 3, of 4 onder WORKING MODES in het OPTIONS menu
met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets.
In de DIRECT modus worden de individuele metingen in het geheugen geregistreerd. Alle
DIRECT metingen worden gewist wanneer de meter wordt uitgeschakeld of op de GROUP
modus wordt ingesteld. De statistische analysegegevens blijven echter in het geheugen. Het
statistisch analysegedeelte kan tot 80 metingen evalueren. Eenmaal het geheugen vol is, zullen
de nieuwe metingen de oude vervangen. Deze modus heeft zijn eigen kalibratie- en
alarmgrenswaarden.
In de GROUP modus kan elk groepgeheugen een maximum van 80 metingen en 5 statistische
waarden opslaan. De kalibratie- en alarmgrenswaarden kunnen individueel worden ingesteld en
voor elke groep worden opgeslagen. Als het geheugen vol is, worden er nog metingen
uitgevoerd maar deze worden niet langer geregistreerd (dit heeft geen invloed op de reeds
geregistreerde metingen). De statistische gegevens worden ook niet langer bijgewerkt. De
groepsgegevens, statistische waarden, kalibratiegegevens en alarmgrenswaarden kunnen,
indien gewenst, worden verwijderd met behulp van het programmamenu.
5
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
c.
Gebruikte sonde
Selecteer AUTO, Fe of No Fe onder PROBE USED in het OPTIONS menu met behulp van de
pijltjestoetsen en de SELECT toets.
In de AUTO modus, de meter activeert automatisch de sondemeetmethode (ijzerhoudend of
niet-ijzerhoudend) naargelang het metalen substraat dat wordt gemeten. Als de sonde op een
magnetisch substraat wordt geplaatst, zal de sonde in de magnetische inductiemodus werken.
Als de sonde op een niet-ijzerhoudend metaal wordt geplaatst, zal deze in de
wervelstroommodus werken.
In de ijzerhoudende (Fe) modus wordt de inductiemeetmodus geactiveerd.
In de niet-ijzerhoudende (Fe) modus wordt de wervelstroommodus geactiveerd.
d.
Selectie van de meeteenheid
Selecteer mm, m of mils onder UNIT SETTING in de OPTIONS menu met behulp van de
pijltjestoetsen en de SELECT toets (mm = millimeter; m = micrometer; mils = mm*2,54/100)
e.
Achtergrondverlichting
Selecteer ON of OFF onder BACKLIGHT in het OPTIONS menu met behulp van de
pijltjestoetsen en de SELECT toets. Als OFF wordt geselecteerd, wordt de LCD
achtergrondverlichting volledig uitgeschakeld. Als ON wordt geselecteerd, kan de gebruiker het
licht met behulp van de achtergrondverlichtingsknop (CANCEL knop) in- of uitschakelen.
f.
LCD-statistieken
Selecteer AVERAGE, MINIMUM, MAXIMUM of SDEV (standaardafwijking) onder LCD
STATISTICS in de OPTIONS menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets. De
selectie bepaalt welke statistiek er standaard op het LCD display wordt weergegeven.
g.
Automatische uitschakeling
Selecteer ENABLE of DISABLE onder AUTO POWER OFF in het OPTIONS Menu met behulp
van de pijltjestoetsen en de SELECT toets. Indien geactiveerd, wordt de meter automatisch na
3 minuten van inactiviteit uitgeschakeld. Indien gedeactiveerd, wordt de meter alleen
uitgeschakeld als op de stroomknop wordt gedrukt of de batterij uitgeput is.
LIMIT (GRENS) menu
Een hoge en lage alarmgrens kan worden ingesteld. Als een alarmgrens wordt bereikt, geeft de
meter een alarmpictogram weer (H voor hoog alarm en L voor laag alarm).
1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen.
2. Gebruik de DOWN ARROW knop om naar LIMIT te gaan en druk op SELECT.
3. Druk nogmaals op SELECT om LIMIT SETTING te kiezen.
4. Druk nogmaals op SELECT om HIGH LIMIT te kiezen.
5. Gebruik de ARROW BUTTONS om een hoge alarmwaarde in te stellen.
6. Druk op OK om de grens op te slaan en druk op BACK om naar het menu terug te keren.
7. Voer dezelfde stappen voor de LOW LIMIT uit.
8. Gebruik de DELETE LIMIT parameter om de alarmgrenswaarden te wissen.
6
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
DELETE (VERWIJDEREN) menu
Het DELETE menu laat het verwijderen van de huidige gegevens, alle gegevens en de
groepsgegevens toe. De volgende parameters zijn in het DELETE menu beschikbaar:
Huidige gegevens verwijderen: Verwijdert de huidige meting en bewerkt de statistieken bij (AVG,
MIN, MAX, enz.).
Alle gegevens verwijderen: Verwijdert alle metingen en statistische gegevens.
Groepsgegevens verwijderen: Deze functie herhaalt de “Delete all data" functie met daarenboven
het verwijderen van het hoog en laag alarm en de één- en twee-puntkalibraties.
1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen.
2. Gebruik de DOWN ARROW knop om naar DELETE te gaan.
3. Druk op SELECT om de DELETE functie te openen.
4. Gebruik de pijltjestoetsen om naar CURRENT, ALL of GROUP te gaan.
5. Druk nogmaals op SELECT om CURRENT, ALL of GROUP te kiezen.
6. De meter vraagt om een “are you sure?" (Weet u zeker) bevestiging.
7. Druk zoals gewenst op YES (JA) of NO (NEE).
MEASUREMENT VIEW (MEETWEERGAVE) menu
Het meetweergavemenu laat toe om de metingen in alle groepen te doorlopen.
1.
Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen.
2.
Gebruik de DOWN ARROW knop om naar MEASUREMENT VIEW te gaan.
3.
Druk op SELECT om de MEASUREMENT VIEW parameter te openen.
4.
Gebruik de pijltjestoetsen om de opgeslagen metingen te doorlopen.
CALIBRATION (KALIBRATIE) menu
Het kalibratiemenu zorgt ervoor dat de gebruiker de kalibratiefunctie kan in- of uitschakelen. Het
kalibratiemenu laat de gebruiker ook toe om nulkalibratiegegevens voor zowel de ijzerhoudende
(Zero F) en niet-ijzerhoudende (Zero N) modi te verwijderen.
1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen.
2. Gebruik de DOWN ARROW knop om naar CALIBRATION te gaan.
3. Druk op SELECT om de CALIBRATION parameter te openen.
4. Gebruik de pijltjestoetsen om de beschikbare parameters, die hieronder worden beschreven,
te doorlopen.

ENABLE: De kalibratiemodus activeren

DISABLE: De kalibratiemodus deactiveren

DELETE ZERO N: De nulkalibratiegegevens voor niet-ijzerhoudende sonde
verwijderen

DELETE ZERO F: De nulkalibratiegegevens voor ijzerhoudende sonde verwijderen
Opmerkingen over metingen
1. Na de kalibratie moeten de metingen aan de vermelde nauwkeurigheidsspecificaties voldoen.
2. Sterke magnetische velden kunnen de metingen beïnvloeden.
3. Als de statistische analysefuncties voor het verkrijgen van een gemiddelde worden gebruikt,
voer dan meerdere metingen op dezelfde meetzone uit. Foutieve metingen of uitschieters
kunnen vervolgens met het gebruik van het programmamenu worden verwijderd.
4. De uiteindelijke meting is afgeleid van een statistische berekening met betrekking tot de
vermelde nauwkeurigheidsspecificaties van de meter.
7
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
Kalibratie
Kalibratietypes
De klant dient echter een nulkalibratie en een multi-puntkalibratie uit te voeren alvorens een
kritieke meting te nemen. De kalibratie-opties worden hieronder weergegeven. Lees de
omschrijving van elk type en selecteer deze die het best met een gegeven toepassing
overeenkomt.
1. Nulpuntkalibratie: Voor elke meetsessie uitvoeren.
2. Eén-puntkalibratie: Voor een hoge nauwkeurigheid met herhaalde testen op een constante
laagdikte gebruiken.
3. Meer-puntkalibratie: Voor een hoge nauwkeurigheid met een bekend bereik van laagdikte
gebruiken.
4. Kalibratie voor gestaalstraalde oppervlakken.
Opmerkingen over kalibraties
Het kalibratiemonster moet op volgende manieren met het productmonster overeenkomen:
 Krommingsradius
 Eigenschappen van het substraatmateriaal
 Substraatdikte
 Grootte van de meetzone
 Het punt waarop de kalibratie op het kalibratiemonster is gebeurd moet altijd identiek met
het meetpunt op het product zelf zijn, vooral in het geval van hoeken en randen van kleine
onderdelen.
Om de hoogste meetnauwkeurigheid te bereiken, voer meerdere kalibraties na elkaar uit (voor
nulwaarden en kalibratiefilmwaarden).
De kalibratie voorbereiden
1.
Maak de sondetip schoon (vet, olie, metaalresten en de kleinste onzuiverheid zorgt voor
vertekende metingen).
2.
Zet de meter aan (op een minimale afstand van 10cm van een metaal).
3.
Bereid de meegeleverde metalen substraatmonsters en benodigde films (meegeleverde
kalibratiereferentiefilms) voor
4.
Stel de meter in op:
a. DIR: (MENU-OPTIONS-Working Mode-Direct)
b. CONTINUOUS: (MENU-OPTIONS-Measure Mode-Continuous mode [knipperende
eenheidsindicator] )
c. MAX (MENU-OPTIONS-LCD Statistic-Maximum).
De meter is nu klaar voor kalibratie.
Sie sollten eine Nullkalibrierung vor eine dicke Kalibrierung.
5.
6.
8
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
Nulkalibratie
1. Setzen Sie den Zähler auf einer unbeschichteten Abschnitt des Materials zu messen oder auf dem
Substrat Referenz bereitgestellt. Verwenden Sie entweder die Eisen und
Nichteisenmetalle Referenz nach Bedarf durch die Messung Anwendung.
2. Setzen Sie den Schallkopf auf den unbeschichteten Substrat und
beobachten Sie die LCD-Lesungen.
3. Wenn die Messwerte stabil angezeigt, heben Sie das Messgerät aus
dem Substrat
4. Drücken und halten Sie die ZERO-Taste für 2 Sekunden (2 Töne).
5. Wiederholen Sie diesen Vorgang mindestens 5 mal für eine genaue Mittelwert.
6. Das Messgerät ist jetzt bereit für die Stärke der Kalibrierung oder Messungen.
Kalibratie
Das Messgerät die Genauigkeit kann durch Durchführen einer Kalibrierung mit dem Verweis Filme
geliefert.
1. Nullkalibrierung durchführen wie oben
2. Führen Sie eine Kalibrierung der Bereich mit einer Referenz film.
a. Drücken Sie "Menü" und blättern Sie dann nach unten "▼" zu "Kalibrierung".
b. Drücken Sie die Taste "Auswählen", markieren Sie die "Enable" und
drücken Sie dann die Taste "Select".
c. Drücken Sie die Taste "Esc" und der Zähler wird der Kalibriermodus
aufgerufen.
d. Einstellen der Lesung zu entsprechen den bekannten Wert der
Referenz film mithilfe der Tasten ▲ und ▼.
e. Setzen Sie eine der Referenz Filme auf dem Substrat.
f. Setzen Sie den Zähler auf die Kalibrierung Referenz Film und
beobachten Sie die LCD-Lesungen.
g. Wenn die Messwerte stabil angezeigt, heben Sie das Messgerät aus
dem Substrat.
h. Drücken Sie den Pfeil nach oben oder unten, um den angezeigten
Wert zu der Referenz Film wert.
Ich. Setzen Sie den Zähler wieder auf die Referenz Film und beobachten
Sie die LDC Lesungen.
j. Wenn die Messwerte stabil angezeigt, heben Sie das Messgerät aus dem Substrat.
k. Drücken Sie die Pfeile nach oben oder unten, um die angezeigte Wert für die Referenz Film wert.
l. Wiederholen Sie bis zu fünf Mal, um eine durchschnittliche Durchschnittliche lesen.
m. Schalten Sie das Messgerät aus zu beenden und speichern Sie die aktuellen Daten der
Kalibrierung gespeichert werden.
3. Das Messgerät ist jetzt kalibriert auf der Basis Material und Dicke verwendet werden.
4. Für ein 2-Punkt Kalibrierung finden Sie in diesem Abschnitt weiter unten.
Meer-puntkalibratie
Deze methode vereist het uitvoeren van twee of meerdere sequentiële één-puntkalibraties. Voor
het beste resultaat dienen de te verwachten laagdiktemetingen zich binnen de kalibratiepunten te
bevinden.
9
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
2-Punkt Kalibrierung
Diese Methode erfordert die Verwendung von zwei Filme. Die dickeren Folien sollten,
wenn möglich, 1,5 mal so dick wie die dünner. Für beste Ergebnisse, die erwartete Stärke
sollte zwischen den beiden Kalibrierungswerte.
Diese Methode eignet sich besonders für die Aufnahme hoher Präzision Lesungen. Es ist
ratsam, eine mittlere mehrmals. Dies reduziert deutlich die Wirkung der Zerstreuung, die
während der Kalibrierung auftreten der oberen und unteren Werte.
1. Führen Sie eine Null-punkt Kalibrierung (wie zuvor beschrieben)
2. Kalibriermodus ermöglichen im Optionen Menü Einlesungen.
3. Führen Sie eine Ein-Punkt-Kalibrierung (wie zuvor beschrieben) auf dem thin film
Kalibrierung Referenz.
4. Wiederholen Sie Schritt 3 mit einem dickeren Kalibrierung film (997 m zum Beispiel).
5. Schalten Sie das Messgerät zum Speichern der Messwerte.
Kalibrierung Hinweise:
1. Die Stärke der Kalibrierung Filme sollte in etwa dem geschätzten Schichtdicke
gemessen werden.
2. Die Kalibrierung durchgeführt werden kann so oft wie nötig. Alten Kalibrierungsdaten
werden überschrieben, sondern die Nullkalibrierung Daten bleiben im Speicher erhalten,
bis die anderen Null punkt Kalibrierung vorgenommen wird.
10
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
Opmerkingen over statistische analyse
De meter berekent statistieken voor maximum 80 metingen (Voor Groep 1 tot Groep 4, maximum
400 metingen kunnen worden opgeslagen). Let op, er kunnen geen metingen worden opgeslagen
wanneer de meter zich in de DIRECT modus bevindt. Statistieken op deze metingen kunnen echter
nog steeds worden berekend. Als de meter wordt uitgeschakeld of de werkingsmodus wordt (in het
programmamenu) gewijzigd worden de statistieken van de DIRECT modus gewist. De volgende
statistische waarden kunnen worden berekend:
 NO.: Aantal metingen

AVG: Gemiddelde waarde

Sdev.: Standaardafwijking (vierkantswortel van een variantie van een gegevensset)

MAX: Maximum meting

MIN: Minimum meting
Statistische termen
Gemiddelde waarde (
x ) is de som van de metingen gedeeld door het aantal metingen.
x  x/n
Standaardafwijking (Sdev)
De standaardafwijking van het monster is een statistiek die meet hoe de monsterwaarde over
het monstergemiddelde wordt verdeeld. De standaardafwijking van een set getallen is het
2
kwadratisch gemiddelde van de variantie S .
De variantie van een lijst is het kwadraat van de standaardafwijking van de lijst, d.w.z. het
gemiddelde van de kwadraten van de afwijkingen van de getallen in de lijst van hun gemiddelde
gedeeld door het (aantal metingen -1)
2
Variantie: S =

2
( x  x ) /( n  1 )
Standaardafwijking: S=
S2
OPMERKING:
Gebruik de DELETE parameter uit het programmamenu onmiddellijk nadat een uitschieter of
foutieve meting werd uitgevoerd. Zie de Delete functie in het programmamenu
Overschrijding van de opslagcapaciteit
In GROUP modus, als de opslagcapaciteit wordt overschreden, worden de statistieken niet
langer bijgewerkt. De metingen worden echter nog uitgevoerd. Als het geheugen vol is, worden
de daaropvolgende metingen niet langer aan de statistieken toegevoegd. Het display van de
meter geeft “FULL” weer (in de ENKELE meetmodus).
In DIRECT modus, als het geheugen vol is, zal de nieuwste meting de oudste meting
vervangen en de statistieken worden bijgewerkt.
11
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
PC-interface
De meegeleverde USB-poort, USV-aansluitkabel en PC-software laten de gebruiker toe om de
meter op de PC aan te sluiten en metingen en statistieken op afstand te bekijken en op te slaan.
Zie de softwaregids op de meegeleverde CD-ROM voor meer details.
Foutberichten
De volgende foutberichten verschijnen op de LCD van de meter als een probleem zich voordoet.
Err1: Fout wervelstroomsonde
Err2: Fout magnetische inductiesonde
Err3: Fouten wervelstroom en magnetische inductie
Err4, 5, 6: Ongebruikte foutweergaven
Err7: Fout dikte
Neem contact op met Extech Instruments als een probleem zich voordoet.
Onderhoud
Reiniging en opslag
Veeg de behuizing regelmatig schoon met een vochtige doek en een mild schoonmaakmiddel, gebr
uik geen schuurmiddelen of oplosmiddelen. Haal de batterijen uit en berg deze afzonderlijk op als d
e meter gedurende langer dan 60 dagen niet wordt gebruikt.
Richtlijnen voor vervanging/installatie van de batterijen
1.
Verwijder de kruiskopschroef die het batterijdeksel achteraan afsluit.
2.
Open het batterijvak.
3.
Vervang of installeer de twee 1,5 ‘AAA’ batterijen.
4.
Sluit het batterijvak.
U, als eindgebruiker, bent wettelijk verbonden (Batterij-voorschrift) om alle gebruikte
batterijen en accumulatoren in te leveren; deze weggooien met het huishoudelijk afval
is verboden!
U kunt uw gebruikte batterijen / accumulatoren inleveren bij de inzamelpunten van uw
gemeente of overal waar batterijen / accumulatoren worden verkocht!
Verwijdering: Volg alle wettelijke aanwijzingen wat betreft de verwijdering van het toestel
aan het einde van zijn levensduur.
12
CG204-nl-NL_v2.3 5/15
Technische beschrijving
Sensorsonde
Meetprincipe
Ijzerhoudend
Niet-ijzerhoudend
Magnetische inductie
Wervelstroomprincipe
Meetbereik
0~1250μm
0~1250μm
Von Schichtdicke
0~49,21mils
0~49,21mils
Nauwkeurigheid
1
(% van meting)
Resolutie
Min.
Krommingsradius
0~850μm: ±(3% + 1μm)
0~850μm: ±(3% + 1.5μm)
850μm ~1250μm: (±5%)
850μm ~1250μm: (±5%)
0~33,46mils: ±(3% + 0,039mils)
0~33,46mils: ±(3% + 0,059mils)
33,46mils ~49,21mils: (±5%)
33,46mils ~49,21mils: (±5%)
0~50μm: (0,1μm)
0~50μm: (0,1μm)
50μm ~850μm: (1μm)
50μm ~850μm: (1μm)
850μm ~1250μm: (0,01μm)
850μm ~1250μm: (0,01μm)
0~1,968mils: (0,001mils)
0~1,968mils: (0,001mils)
1,968mils~33,46mil:s (0,01mils)
1,968mils~33,46mils: (0,01mils)
33,46mils~49,21mils: (0,1mils)
33,46mils~49,21mils: (0,1mils)
1,5mm (59,06 mils)
3mm (0.0004 mils)
7mm (275,6 mils)
5mm (196,9 mils)
0,5mm (19,69 mils)
0,3mm (11,81 mils)
Von Substrat
Diameter van min.
Gebied
Von Substrat
Kritieke basisdikte
Von Substrat
Industriële normen
Conform GB/T 4956-1985, GB/T 4957-1985, JB/T 8393-1996, JJG
889-95 en JJG 818-93
Bedrijfstemperatuur
0°C~40°C (32°F~104°F)
Relatieve
vochtigheid (R.V.)
20%~90% relatieve vochtigheid
Afmetingen
110 x 50 x 23mm (4,3 x 2,0 x 1,0”)
Gewicht
100g. (3,9 oz)
De nauwkeurigheidsverklaring geldt voor een vlak oppervlak, met een nul en een
kalibratie uitgevoerd in de buurt van de dikte van de te meten film, met een identiek
basismetaal en met de meter gestabiliseerd op de omgevingstemperatuur. De
nauwkeurigheid van de referentiefilms of referentienormen moet aan de meetresultaten
worden toegevoegd.
Kopierecht © 2013‐2015 FLIR Systems, Inc. Alle rechten voorbehouden met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke reproductie in gelijk welke vorm. ISO‐9001 Certified www.extech.com 13
CG204-nl-NL_v2.3 5/15