Gebruikershandleiding Extech CG204 Laagdiktemeter Inleiding Gefeliciteerd met uw aankoop van de Extech CG204 Laagdiktemeter. De CG204 is een draagbare meter ontworpen voor diktemetingen van niet-invasieve lagen. De meter gebruikt twee meetmethodes: magnetische inductie (voor ijzerhoudende substraten) en wervelstroom (voor nietijzerhoudende substraten). Het correct gebruik en onderhoud van deze meter zal jarenlang een betrouwbare service leveren. Beschrijving Meterbeschrijving 1. USB aansluiting voor PC interface 2. Meetsonde 3. LCD display met achtergrondverlichting 4. SET /OK /YES /MENU /SELECT knop 5. UP /LEFT ARROW knop 6. Stroom AAN/UIT knop 7. CANCEL /ESC /NO /BACK knop (menumodus) en achtergrondverlichting AAN/UIT (normale modus) 8. DOWN ARROW /RIGHT knop 9. ZERO kalibratieknop Opmerking: Batterijvak achteraan de meter Beschrijving displaypictogrammen NFe Niet-ijzerhoudende metalen Fe Ijzerhoudende metalen AUTO Automatische substraatherkenning F of N Kalibratiepictogrammen DIR DIRECT modus GRO1…4 GROUP modus m Micrometer meeteenheid [AUT O] = mils = millimeter * 2,54/100 mm Millimeter meeteenheid AVG Gemiddelde meting Minimum meting MAX Maximum meting SDEV Standaardafwijking meting NO Aantal gegevenspunten H L cal n o(1 or 2) zero n o(yes) mils MIN [NO ALRRM] 1 = Lege Batterij USB-aansluiting Opmerking: Het meeteenheidpictogram knippert wanneer de CONTINUE werkingsmodus actief is. Het meeteenheidpictogram is stabiel wanneer de ENKELE werkingsmodus actief is. 2 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 Snelle startinstructies De meter inschakelen Druk op de stroomknop om de meter aan te zetten. Het display wordt ingeschakeld. Vervang de batterijen als het display niet wordt ingeschakeld. Metingen Gebruik de meegeleverde filmreferenties en de nulreferentie metalen substraten om de meter te leren gebruiken alvorens deze op een professionele manier aan te wenden. Het rond metalen substraat is het ijzerhoudend (magnetisch) substraat en het driehoekig metalen substraat is het niet-ijzerhoudend (niet-magnetisch) substraat. De meter neemt automatisch ijzerhoudende of nietijzerhoudende substraten waar. 1. Plaats een referentiefilm (bijvoorbeeld 250m) op het rond, ijzerhoudend substraat. 2. Plaats de verende metersensor tegen de referentiefilm. 3. In de enkele modus hoort u een geluidstoon om aan te geven dat de meting uitgevoerd is. 4. In de continue modus zal de meter continu meten en het display bijwerken. 5. De LCD toont de meting (250m) in het midden van het display. 6. Een typisch display geeft het volgende weer: NO = 1 (meting nummer één) in de linkerbenedenhoek van de LCD AVG = 250m (lopende gemiddelde) in de rechterbenedenhoek DIR = DIR werkingsmodus in de linkerbovenhoek Fe = Ijzerhoudend substraat in de rechterbovenhoek van de LCD DIR NO=1 250 Fe um AVG=250 Oefen met de resterende films en de substraten alvorens de meter voor professionele doeleinden te gebruiken. Automatische uitschakeling Om de levensduur van de batterij te verlengen wordt de meter automatisch na circa 3 minuten uitgeschakeld. Om deze functie uit te schakelen, gebruik het programmamenu zoals in het volgend hoofdstuk beschreven (menuparameter AUTO POWER OFF onder OPTIONS). LCD achtergrondverlichtingsknop De LCD is uitgerust met achtergrondverlichting voor een helderder zicht, vooral in halfduistere ruimten. Druk op de achtergrondverlichtingsknop om de achtergrondverlichting in te schakelen. Druk nogmaals op deze knop om de achtergrondverlichting uit te schakelen. Om de LCD achtergrondverlichting in of uit te schakelen, gebruik de BACKLIGHT parameter onder OPTIONS in het programmamenu. De fabrieksinstellingen terugzetten Om de meter naar zijn originele fabrieksinstellingen terug te zetten: 1. Zet de meter UIT. 2. Druk op de ZERO knop en houd deze ingedrukt terwijl u de meter aanzet. 3. Bij het inschakelen van de meter geeft het display de keuze uit YES (JA) of NO (NEE) weer. 4. Druk op de SET knop voor YES of de CANCEL knop voor NO. 5. Let op, alle gegevens, statistieken, kalibratiewaarden en alarmgrenzen worden in alle geheugenlokaties gewist. 3 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 Programmamenu De meter kan met behulp van eenvoudige drukken op de knoppen in het programmamenu geconfigureerd en gekalibreerd worden. Druk op de MENU knop om het menu te openen en bekijk de menu ‘boom’ hieronder. Het menu gebruikt UP/DOWN, SELECT, BACK, & ESC knoppen voor navigatie en selectie. De standaard fabrieksinstellingen worden vetgedrukt en met een asterisk aangeduid. Elke parameter wordt in detail in een van de volgende hoofdstukken besproken. Hoofdniveau Subniveau 1 STATISTICAL VIEW AVG* MIN MAX NO SDEV OPTIONS Measure mode Working mode Probe used Unit settings Backlight LCD Statistics Subniveau 2 Gemiddelde van een reeks metingen Laagste van een reeks metingen Hoogste van een reeks metingen Aantal bemonsterde metingen Standaardafwijking van een reeks Eén meting per keer Continue metingen Metingen worden niet in groepen opgeslagen Metingen in groepen opslaan Meter selecteert de modus automatisch Ijzerhoudende meetmodus Niet-ijzerhoudende meetmodus Micrometer Mils = mm * 2,54 / 100 Millimeter Achtergrondverlichting wordt ingeschakeld Achtergrondverlichting wordt uitgeschakeld Gemiddelde van een reeks metingen Laagste van een reeks metingen Hoogste van een reeks metingen Single* Continuous Direct* Group 1…4 Auto* Fe No Fe m* mils mm ON* OFF AVG* MAX MIN SDEV Standaardafwijking van een reeks Activering van de automatische uitschakeling Deactivering van de automatische uitschakeling Hoog alarm waarschuwt gebruiker wanneer bereikt Laag alarm waarschuwt gebruiker wanneer bereikt De alarmgrenswaarden wissen De huidige gegevens verwijderen Alle opgeslagen gegevens verwijderen Alle opgeslagen gegevens plus de alarmen kalibratiegegevens verwijderen Opgeslagen gegevens in alle groepen bekijken De kalibratiemodus openen De kalibratiemodus sluiten De nulkalibratiegegevens (nietijzerhoudend) wissen De nulkalibratiegegevens (ijzerhoudend) wissen Enable* Auto Power OFF Disable LIMIT High Limit Limit settings Low Limit DELETE Delete Limits Current Data All Data Group Data MEASUREME NT VIEW CALIBRATION Opmerkingen Enable Disable Delete Zero N Delete Zero F OPMERKING: Deactiveer de automatische uitschakeling alvorens langdurige programmawijzigingen uit te voeren om een ongelegen automatische uitschakeling tijdens het programmeren te voorkomen. 4 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 STATISTICAL VIEWS (STATISTICHE WEERGAVEN) menu 1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen. 2. Druk op SELECT om STATISTICAL VIEW te kiezen 3. Gebruik de UP and DOWN knoppen om de AVERAGE, MINIMUM, MAXIMUM, NUMBER OF DATA en SDEV (standaardafwijking) waarden voor de opgeslagen metingen te doorlopen. 4. ‘NO DATA’ wordt weergegeven als er geen te analyseren metingen op de meter beschikbaar zijn. De opgeslagen metingen worden gewist wanneer de meter wordt uitgeschakeld, tenzij de GROUP functie wordt gebruikt (zie uitleg over de GROUP functie die verder in dit hoofdstuk wordt beschreven). 5. Druk op de BACK en vervolgens op de ESC toets om naar de normale werkingsmodus terug te keren. OPTIONS (OPTIES) menu 1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen. 2. Gebruik de DOWN ARROW knop om naar OPTIONS te gaan. 3. Druk op SELECT om OPTIONS te kiezen. 4. Gebruik de UP en DOWN knoppen om de MEASURE MODE, WORKING MODE, PROBE USED, UNIT SETTINGS, BACKLIGHT, LCD STATISTICS en AUTO POWER OFF parameters te doorlopen. Gebruik de SELECT toets om de gewenste parameter te selecteren. Details over elke parameter volgen hieronder: a. Meetmodi Selecteer CONTINUOUS of SINGLE onder MEASURE MODES in het OPTIONS menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets. In de CONTINUOUS meetmodus geeft de meter een lopend gemiddelde van de metingen tijdens het meten weer. Let op, de pieptoon is niet actief in deze modus. In de SINGLE meetmodus worden de metingen één voor één genomen. De metingen in de SINGLE modus worden vergezeld van een geluidstoon. b. Werkingsmodi Selecteer DIRECT of GROUP 1, 2, 3, of 4 onder WORKING MODES in het OPTIONS menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets. In de DIRECT modus worden de individuele metingen in het geheugen geregistreerd. Alle DIRECT metingen worden gewist wanneer de meter wordt uitgeschakeld of op de GROUP modus wordt ingesteld. De statistische analysegegevens blijven echter in het geheugen. Het statistisch analysegedeelte kan tot 80 metingen evalueren. Eenmaal het geheugen vol is, zullen de nieuwe metingen de oude vervangen. Deze modus heeft zijn eigen kalibratie- en alarmgrenswaarden. In de GROUP modus kan elk groepgeheugen een maximum van 80 metingen en 5 statistische waarden opslaan. De kalibratie- en alarmgrenswaarden kunnen individueel worden ingesteld en voor elke groep worden opgeslagen. Als het geheugen vol is, worden er nog metingen uitgevoerd maar deze worden niet langer geregistreerd (dit heeft geen invloed op de reeds geregistreerde metingen). De statistische gegevens worden ook niet langer bijgewerkt. De groepsgegevens, statistische waarden, kalibratiegegevens en alarmgrenswaarden kunnen, indien gewenst, worden verwijderd met behulp van het programmamenu. 5 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 c. Gebruikte sonde Selecteer AUTO, Fe of No Fe onder PROBE USED in het OPTIONS menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets. In de AUTO modus, de meter activeert automatisch de sondemeetmethode (ijzerhoudend of niet-ijzerhoudend) naargelang het metalen substraat dat wordt gemeten. Als de sonde op een magnetisch substraat wordt geplaatst, zal de sonde in de magnetische inductiemodus werken. Als de sonde op een niet-ijzerhoudend metaal wordt geplaatst, zal deze in de wervelstroommodus werken. In de ijzerhoudende (Fe) modus wordt de inductiemeetmodus geactiveerd. In de niet-ijzerhoudende (Fe) modus wordt de wervelstroommodus geactiveerd. d. Selectie van de meeteenheid Selecteer mm, m of mils onder UNIT SETTING in de OPTIONS menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets (mm = millimeter; m = micrometer; mils = mm*2,54/100) e. Achtergrondverlichting Selecteer ON of OFF onder BACKLIGHT in het OPTIONS menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets. Als OFF wordt geselecteerd, wordt de LCD achtergrondverlichting volledig uitgeschakeld. Als ON wordt geselecteerd, kan de gebruiker het licht met behulp van de achtergrondverlichtingsknop (CANCEL knop) in- of uitschakelen. f. LCD-statistieken Selecteer AVERAGE, MINIMUM, MAXIMUM of SDEV (standaardafwijking) onder LCD STATISTICS in de OPTIONS menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets. De selectie bepaalt welke statistiek er standaard op het LCD display wordt weergegeven. g. Automatische uitschakeling Selecteer ENABLE of DISABLE onder AUTO POWER OFF in het OPTIONS Menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets. Indien geactiveerd, wordt de meter automatisch na 3 minuten van inactiviteit uitgeschakeld. Indien gedeactiveerd, wordt de meter alleen uitgeschakeld als op de stroomknop wordt gedrukt of de batterij uitgeput is. LIMIT (GRENS) menu Een hoge en lage alarmgrens kan worden ingesteld. Als een alarmgrens wordt bereikt, geeft de meter een alarmpictogram weer (H voor hoog alarm en L voor laag alarm). 1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen. 2. Gebruik de DOWN ARROW knop om naar LIMIT te gaan en druk op SELECT. 3. Druk nogmaals op SELECT om LIMIT SETTING te kiezen. 4. Druk nogmaals op SELECT om HIGH LIMIT te kiezen. 5. Gebruik de ARROW BUTTONS om een hoge alarmwaarde in te stellen. 6. Druk op OK om de grens op te slaan en druk op BACK om naar het menu terug te keren. 7. Voer dezelfde stappen voor de LOW LIMIT uit. 8. Gebruik de DELETE LIMIT parameter om de alarmgrenswaarden te wissen. 6 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 DELETE (VERWIJDEREN) menu Het DELETE menu laat het verwijderen van de huidige gegevens, alle gegevens en de groepsgegevens toe. De volgende parameters zijn in het DELETE menu beschikbaar: Huidige gegevens verwijderen: Verwijdert de huidige meting en bewerkt de statistieken bij (AVG, MIN, MAX, enz.). Alle gegevens verwijderen: Verwijdert alle metingen en statistische gegevens. Groepsgegevens verwijderen: Deze functie herhaalt de “Delete all data" functie met daarenboven het verwijderen van het hoog en laag alarm en de één- en twee-puntkalibraties. 1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen. 2. Gebruik de DOWN ARROW knop om naar DELETE te gaan. 3. Druk op SELECT om de DELETE functie te openen. 4. Gebruik de pijltjestoetsen om naar CURRENT, ALL of GROUP te gaan. 5. Druk nogmaals op SELECT om CURRENT, ALL of GROUP te kiezen. 6. De meter vraagt om een “are you sure?" (Weet u zeker) bevestiging. 7. Druk zoals gewenst op YES (JA) of NO (NEE). MEASUREMENT VIEW (MEETWEERGAVE) menu Het meetweergavemenu laat toe om de metingen in alle groepen te doorlopen. 1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen. 2. Gebruik de DOWN ARROW knop om naar MEASUREMENT VIEW te gaan. 3. Druk op SELECT om de MEASUREMENT VIEW parameter te openen. 4. Gebruik de pijltjestoetsen om de opgeslagen metingen te doorlopen. CALIBRATION (KALIBRATIE) menu Het kalibratiemenu zorgt ervoor dat de gebruiker de kalibratiefunctie kan in- of uitschakelen. Het kalibratiemenu laat de gebruiker ook toe om nulkalibratiegegevens voor zowel de ijzerhoudende (Zero F) en niet-ijzerhoudende (Zero N) modi te verwijderen. 1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen. 2. Gebruik de DOWN ARROW knop om naar CALIBRATION te gaan. 3. Druk op SELECT om de CALIBRATION parameter te openen. 4. Gebruik de pijltjestoetsen om de beschikbare parameters, die hieronder worden beschreven, te doorlopen. ENABLE: De kalibratiemodus activeren DISABLE: De kalibratiemodus deactiveren DELETE ZERO N: De nulkalibratiegegevens voor niet-ijzerhoudende sonde verwijderen DELETE ZERO F: De nulkalibratiegegevens voor ijzerhoudende sonde verwijderen Opmerkingen over metingen 1. Na de kalibratie moeten de metingen aan de vermelde nauwkeurigheidsspecificaties voldoen. 2. Sterke magnetische velden kunnen de metingen beïnvloeden. 3. Als de statistische analysefuncties voor het verkrijgen van een gemiddelde worden gebruikt, voer dan meerdere metingen op dezelfde meetzone uit. Foutieve metingen of uitschieters kunnen vervolgens met het gebruik van het programmamenu worden verwijderd. 4. De uiteindelijke meting is afgeleid van een statistische berekening met betrekking tot de vermelde nauwkeurigheidsspecificaties van de meter. 7 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 Kalibratie Kalibratietypes De klant dient echter een nulkalibratie en een multi-puntkalibratie uit te voeren alvorens een kritieke meting te nemen. De kalibratie-opties worden hieronder weergegeven. Lees de omschrijving van elk type en selecteer deze die het best met een gegeven toepassing overeenkomt. 1. Nulpuntkalibratie: Voor elke meetsessie uitvoeren. 2. Eén-puntkalibratie: Voor een hoge nauwkeurigheid met herhaalde testen op een constante laagdikte gebruiken. 3. Meer-puntkalibratie: Voor een hoge nauwkeurigheid met een bekend bereik van laagdikte gebruiken. 4. Kalibratie voor gestaalstraalde oppervlakken. Opmerkingen over kalibraties Het kalibratiemonster moet op volgende manieren met het productmonster overeenkomen: Krommingsradius Eigenschappen van het substraatmateriaal Substraatdikte Grootte van de meetzone Het punt waarop de kalibratie op het kalibratiemonster is gebeurd moet altijd identiek met het meetpunt op het product zelf zijn, vooral in het geval van hoeken en randen van kleine onderdelen. Om de hoogste meetnauwkeurigheid te bereiken, voer meerdere kalibraties na elkaar uit (voor nulwaarden en kalibratiefilmwaarden). De kalibratie voorbereiden 1. Maak de sondetip schoon (vet, olie, metaalresten en de kleinste onzuiverheid zorgt voor vertekende metingen). 2. Zet de meter aan (op een minimale afstand van 10cm van een metaal). 3. Bereid de meegeleverde metalen substraatmonsters en benodigde films (meegeleverde kalibratiereferentiefilms) voor 4. Stel de meter in op: a. DIR: (MENU-OPTIONS-Working Mode-Direct) b. CONTINUOUS: (MENU-OPTIONS-Measure Mode-Continuous mode [knipperende eenheidsindicator] ) c. MAX (MENU-OPTIONS-LCD Statistic-Maximum). De meter is nu klaar voor kalibratie. Sie sollten eine Nullkalibrierung vor eine dicke Kalibrierung. 5. 6. 8 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 Nulkalibratie 1. Setzen Sie den Zähler auf einer unbeschichteten Abschnitt des Materials zu messen oder auf dem Substrat Referenz bereitgestellt. Verwenden Sie entweder die Eisen und Nichteisenmetalle Referenz nach Bedarf durch die Messung Anwendung. 2. Setzen Sie den Schallkopf auf den unbeschichteten Substrat und beobachten Sie die LCD-Lesungen. 3. Wenn die Messwerte stabil angezeigt, heben Sie das Messgerät aus dem Substrat 4. Drücken und halten Sie die ZERO-Taste für 2 Sekunden (2 Töne). 5. Wiederholen Sie diesen Vorgang mindestens 5 mal für eine genaue Mittelwert. 6. Das Messgerät ist jetzt bereit für die Stärke der Kalibrierung oder Messungen. Kalibratie Das Messgerät die Genauigkeit kann durch Durchführen einer Kalibrierung mit dem Verweis Filme geliefert. 1. Nullkalibrierung durchführen wie oben 2. Führen Sie eine Kalibrierung der Bereich mit einer Referenz film. a. Drücken Sie "Menü" und blättern Sie dann nach unten "▼" zu "Kalibrierung". b. Drücken Sie die Taste "Auswählen", markieren Sie die "Enable" und drücken Sie dann die Taste "Select". c. Drücken Sie die Taste "Esc" und der Zähler wird der Kalibriermodus aufgerufen. d. Einstellen der Lesung zu entsprechen den bekannten Wert der Referenz film mithilfe der Tasten ▲ und ▼. e. Setzen Sie eine der Referenz Filme auf dem Substrat. f. Setzen Sie den Zähler auf die Kalibrierung Referenz Film und beobachten Sie die LCD-Lesungen. g. Wenn die Messwerte stabil angezeigt, heben Sie das Messgerät aus dem Substrat. h. Drücken Sie den Pfeil nach oben oder unten, um den angezeigten Wert zu der Referenz Film wert. Ich. Setzen Sie den Zähler wieder auf die Referenz Film und beobachten Sie die LDC Lesungen. j. Wenn die Messwerte stabil angezeigt, heben Sie das Messgerät aus dem Substrat. k. Drücken Sie die Pfeile nach oben oder unten, um die angezeigte Wert für die Referenz Film wert. l. Wiederholen Sie bis zu fünf Mal, um eine durchschnittliche Durchschnittliche lesen. m. Schalten Sie das Messgerät aus zu beenden und speichern Sie die aktuellen Daten der Kalibrierung gespeichert werden. 3. Das Messgerät ist jetzt kalibriert auf der Basis Material und Dicke verwendet werden. 4. Für ein 2-Punkt Kalibrierung finden Sie in diesem Abschnitt weiter unten. Meer-puntkalibratie Deze methode vereist het uitvoeren van twee of meerdere sequentiële één-puntkalibraties. Voor het beste resultaat dienen de te verwachten laagdiktemetingen zich binnen de kalibratiepunten te bevinden. 9 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 2-Punkt Kalibrierung Diese Methode erfordert die Verwendung von zwei Filme. Die dickeren Folien sollten, wenn möglich, 1,5 mal so dick wie die dünner. Für beste Ergebnisse, die erwartete Stärke sollte zwischen den beiden Kalibrierungswerte. Diese Methode eignet sich besonders für die Aufnahme hoher Präzision Lesungen. Es ist ratsam, eine mittlere mehrmals. Dies reduziert deutlich die Wirkung der Zerstreuung, die während der Kalibrierung auftreten der oberen und unteren Werte. 1. Führen Sie eine Null-punkt Kalibrierung (wie zuvor beschrieben) 2. Kalibriermodus ermöglichen im Optionen Menü Einlesungen. 3. Führen Sie eine Ein-Punkt-Kalibrierung (wie zuvor beschrieben) auf dem thin film Kalibrierung Referenz. 4. Wiederholen Sie Schritt 3 mit einem dickeren Kalibrierung film (997 m zum Beispiel). 5. Schalten Sie das Messgerät zum Speichern der Messwerte. Kalibrierung Hinweise: 1. Die Stärke der Kalibrierung Filme sollte in etwa dem geschätzten Schichtdicke gemessen werden. 2. Die Kalibrierung durchgeführt werden kann so oft wie nötig. Alten Kalibrierungsdaten werden überschrieben, sondern die Nullkalibrierung Daten bleiben im Speicher erhalten, bis die anderen Null punkt Kalibrierung vorgenommen wird. 10 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 Opmerkingen over statistische analyse De meter berekent statistieken voor maximum 80 metingen (Voor Groep 1 tot Groep 4, maximum 400 metingen kunnen worden opgeslagen). Let op, er kunnen geen metingen worden opgeslagen wanneer de meter zich in de DIRECT modus bevindt. Statistieken op deze metingen kunnen echter nog steeds worden berekend. Als de meter wordt uitgeschakeld of de werkingsmodus wordt (in het programmamenu) gewijzigd worden de statistieken van de DIRECT modus gewist. De volgende statistische waarden kunnen worden berekend: NO.: Aantal metingen AVG: Gemiddelde waarde Sdev.: Standaardafwijking (vierkantswortel van een variantie van een gegevensset) MAX: Maximum meting MIN: Minimum meting Statistische termen Gemiddelde waarde ( x ) is de som van de metingen gedeeld door het aantal metingen. x x/n Standaardafwijking (Sdev) De standaardafwijking van het monster is een statistiek die meet hoe de monsterwaarde over het monstergemiddelde wordt verdeeld. De standaardafwijking van een set getallen is het 2 kwadratisch gemiddelde van de variantie S . De variantie van een lijst is het kwadraat van de standaardafwijking van de lijst, d.w.z. het gemiddelde van de kwadraten van de afwijkingen van de getallen in de lijst van hun gemiddelde gedeeld door het (aantal metingen -1) 2 Variantie: S = 2 ( x x ) /( n 1 ) Standaardafwijking: S= S2 OPMERKING: Gebruik de DELETE parameter uit het programmamenu onmiddellijk nadat een uitschieter of foutieve meting werd uitgevoerd. Zie de Delete functie in het programmamenu Overschrijding van de opslagcapaciteit In GROUP modus, als de opslagcapaciteit wordt overschreden, worden de statistieken niet langer bijgewerkt. De metingen worden echter nog uitgevoerd. Als het geheugen vol is, worden de daaropvolgende metingen niet langer aan de statistieken toegevoegd. Het display van de meter geeft “FULL” weer (in de ENKELE meetmodus). In DIRECT modus, als het geheugen vol is, zal de nieuwste meting de oudste meting vervangen en de statistieken worden bijgewerkt. 11 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 PC-interface De meegeleverde USB-poort, USV-aansluitkabel en PC-software laten de gebruiker toe om de meter op de PC aan te sluiten en metingen en statistieken op afstand te bekijken en op te slaan. Zie de softwaregids op de meegeleverde CD-ROM voor meer details. Foutberichten De volgende foutberichten verschijnen op de LCD van de meter als een probleem zich voordoet. Err1: Fout wervelstroomsonde Err2: Fout magnetische inductiesonde Err3: Fouten wervelstroom en magnetische inductie Err4, 5, 6: Ongebruikte foutweergaven Err7: Fout dikte Neem contact op met Extech Instruments als een probleem zich voordoet. Onderhoud Reiniging en opslag Veeg de behuizing regelmatig schoon met een vochtige doek en een mild schoonmaakmiddel, gebr uik geen schuurmiddelen of oplosmiddelen. Haal de batterijen uit en berg deze afzonderlijk op als d e meter gedurende langer dan 60 dagen niet wordt gebruikt. Richtlijnen voor vervanging/installatie van de batterijen 1. Verwijder de kruiskopschroef die het batterijdeksel achteraan afsluit. 2. Open het batterijvak. 3. Vervang of installeer de twee 1,5 ‘AAA’ batterijen. 4. Sluit het batterijvak. U, als eindgebruiker, bent wettelijk verbonden (Batterij-voorschrift) om alle gebruikte batterijen en accumulatoren in te leveren; deze weggooien met het huishoudelijk afval is verboden! U kunt uw gebruikte batterijen / accumulatoren inleveren bij de inzamelpunten van uw gemeente of overal waar batterijen / accumulatoren worden verkocht! Verwijdering: Volg alle wettelijke aanwijzingen wat betreft de verwijdering van het toestel aan het einde van zijn levensduur. 12 CG204-nl-NL_v2.3 5/15 Technische beschrijving Sensorsonde Meetprincipe Ijzerhoudend Niet-ijzerhoudend Magnetische inductie Wervelstroomprincipe Meetbereik 0~1250μm 0~1250μm Von Schichtdicke 0~49,21mils 0~49,21mils Nauwkeurigheid 1 (% van meting) Resolutie Min. Krommingsradius 0~850μm: ±(3% + 1μm) 0~850μm: ±(3% + 1.5μm) 850μm ~1250μm: (±5%) 850μm ~1250μm: (±5%) 0~33,46mils: ±(3% + 0,039mils) 0~33,46mils: ±(3% + 0,059mils) 33,46mils ~49,21mils: (±5%) 33,46mils ~49,21mils: (±5%) 0~50μm: (0,1μm) 0~50μm: (0,1μm) 50μm ~850μm: (1μm) 50μm ~850μm: (1μm) 850μm ~1250μm: (0,01μm) 850μm ~1250μm: (0,01μm) 0~1,968mils: (0,001mils) 0~1,968mils: (0,001mils) 1,968mils~33,46mil:s (0,01mils) 1,968mils~33,46mils: (0,01mils) 33,46mils~49,21mils: (0,1mils) 33,46mils~49,21mils: (0,1mils) 1,5mm (59,06 mils) 3mm (0.0004 mils) 7mm (275,6 mils) 5mm (196,9 mils) 0,5mm (19,69 mils) 0,3mm (11,81 mils) Von Substrat Diameter van min. Gebied Von Substrat Kritieke basisdikte Von Substrat Industriële normen Conform GB/T 4956-1985, GB/T 4957-1985, JB/T 8393-1996, JJG 889-95 en JJG 818-93 Bedrijfstemperatuur 0°C~40°C (32°F~104°F) Relatieve vochtigheid (R.V.) 20%~90% relatieve vochtigheid Afmetingen 110 x 50 x 23mm (4,3 x 2,0 x 1,0”) Gewicht 100g. (3,9 oz) De nauwkeurigheidsverklaring geldt voor een vlak oppervlak, met een nul en een kalibratie uitgevoerd in de buurt van de dikte van de te meten film, met een identiek basismetaal en met de meter gestabiliseerd op de omgevingstemperatuur. De nauwkeurigheid van de referentiefilms of referentienormen moet aan de meetresultaten worden toegevoegd. Kopierecht © 2013‐2015 FLIR Systems, Inc. Alle rechten voorbehouden met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke reproductie in gelijk welke vorm. ISO‐9001 Certified www.extech.com 13 CG204-nl-NL_v2.3 5/15